Schuilenburg.
Door het overlijden van Dirk IV van Wisch komt Schuilenburg bij diens dochter
Stevina van Wisch terecht. Zij is getrouwd met Henrick I van Homoet en heeft
2 zonen Johan en Reynald.
Op 7 december 1425 erkennen Stevina van Wisch, Henrick I van Homoet
en Johan van Homoet samen met Bitter
van Raesfeldt (Rasefelt) dat wijlen Dirk IV op 14 november 1424 Schuilenburg in leen heeft gegeven aan
Johan
van Raesfeldt (overleden 1452), op voorwaarde dat het een leen blijft van
(dochter) Stevina.
Op 1 januari 1430 wordt Johan van Homoet met kasteel Schuilenburg beleend en op 26 juni van dat jaar krijgt hij het volledige
bezit van zijn moeder Stevina toebedeeld. Via Johan erft de Schuilenburg op
Henrick II van Homoet.
Rond 1450 zal Dirk van Schuilenburg, zoon van Symon, als erfgenaam van Johan en Grete optreden. Het is nog steeds niet rustig geworden rond de opvolging van Dirk IV van Wisch.
In 1452 erft Jutta van Raesfeldt de Schuilenburg
van haar ouders Johan van Raesfeldt en Elsebe van
Middachten. Jutta is getrouwd met Hendrik IV van Wisch. Als in 1459
Hendrik
IV en Jutta van Raesfeldt overlijden op reis naar het Heilige Land vererft de
Schuilenburg op Jutta's moeder Elsebe van Middachten.
Hendrik IV's broer Dirk V van Wisch erkent Elsebe van
Middachten haar rechten
niet. Hierop laat het geslacht Middachten (uit De Steeg bij Arnhem) in 1464
gerechtelijk weten aandelen te hebben in de Schuilenburg. Op 31 mei laten de
enkele zonen van Elsebe van Middachten: Jan, Arend
en nog een Jan weten dat zij via hun moeder
aandelen in Schuilenburg bezitten. Mogelijk is hun moeder in de tussentijd
overleden en wensen zij hun rechten wel erkend te hebben.
Op 1 juli verkopen de broers en zussen van Middachten hun rechten aan hertog Arnold
van Gelre. Nog drie transacties volgen. Na 1 juli, 24 augustus en 20
december 1464 hebben de broers en zussen van Middachten afstand gedaan van alle
Schuilenburgse goederen, gelegen op Berghs en Gelders grondgebied.
Henrick II van Homoet, de leenheer van Schuilenburg, heeft zijn rechten echter
verkocht aan hertog Johan I van Kleef. Die kan het
kasteel wel gebruiken om het graafschap Bergh binnen te vallen.
In 1464 krijgt hertog Arnold moeilijkheden met hertog Johan I van Kleef over het bezit van kasteel Schuilenburg. Op 4 februari 1467 verzoent hij zich met Johan I door zijn rechten op de Schuilenburg aan hem over te dragen. De goederen op het Gelderse grondgebied zijn echter van de ruil uitgesloten.
Na deze ruil besluiten de overige eigenaren van de Schuilenburg, te weten Goossen
van Raesfeldt, Luitgard van Raesfeldt en
Dirk van Sculenborg op 23 februari hun rechten ook op Johan I van Kleef over te
dragen.
Dirk keert terug naar Ter Molen, waar hij het Schuilenburg-bloed doorgeeft aan
zijn zonen Simon en Hendrik
en zijn dochter Hadewig. In 1492 zal Dirk, net
als zijn vader, overlijden op de terugreis van Palestina. Het kasteel is in 1467
zonder bewoners volledig Kleefs bezit geworden en zijn de oorspronkelijke
bewoners van hun stamslot verdwenen. Er verschijnen nu Kleefse ambtmannen op de
schuilenburg.